Archief
GROEPSTENTOONSTELLING

Dat wat blijft gaat niet voorbij
Ben Akkerman • Paul Citroen • Wim Izaks • Elisbeth Koetsier • Joep van Lieshout • Chuk Nanney • Berend Strik • Ronald Tolman • Joost van den Toorn • Henk Visch
In 1996 nam Jaap Dijkstra afscheid als gedeputeerde voor Zorg, Cultuur, Toerisme en Onderwijs van de provincie Overijssel.
Ter gelegenheid hiervan heeft de Kunstvereniging Diepenheim hem uitgenodigd, geheel naar eigen voorkeur een tentoonstelling samen te stellen.
Aan deze uitnodiging gaat een periode vooraf, waarin, zowel in bestuurlijk als in persoonlijk opzicht, een zeer goede relatie is ontstaan tussen Kunstvereniging en gedeputeerde.
Deze tentoonstelling markeert het einde van de bestuurlijke en beleidsmatige betrekkingen.
De Kunstvereniging dankt Jaap Dijkstra voor zijn inzet en betrokkenheid in de afgelopen jaren en spreekt de hoop uit, dat na deze tentoonstelling niet tevens een einde komt aan de persoonlijke contacten. Gelet op de wijze waarop Jaap Dijkstra in zijn bijdrage aan dit bulletin de ‘Diepenheimers’ kwalificeert, lijkt deze hoop niet ongegrond te zijn. Immers ‘Dat wat blijft gaat niet voorbij’.
Hoe sterk je verbonden bent geweest met de kunstwerken om je heen merk je pas echt op het moment dat je ze niet meer regelmatig ziet. Ze staan nog helder in je geheugen maar de afstand lijkt in de tijd te groeien. Alsof je van een steeds grotere afstand naar je eigen herinnering kijkt. Een verschuivend perspectief waarin je teruglopend, maar kijkend naar het schilderij het werkelijke beeld ziet vervagen terwijl je eigen beeld ongeschonden blijft. Je laat in gedachten de beelden aan je voorbij gaan en de herinneringen die daarbij horen.
Ik voelde het aanbod van de Kunstvereniging een tentoonstelling te mogen samenstellen als een geschenk dat voor mij een bevestiging betekent van de goede en intensieve relatie met deze groep fantastische en gekke mensen. Een hechte relatie geworteld in waardering en wederzijds respect.
Ik mocht kiezen, er was geen enkele beperking. Noch in de keuze van een of meer kunstenaars, noch in de thematiek. Van alles gaat er dan in je gedachten voorbij, kunstenaars waarmee je in die afgelopen periode contact hebt gehad, waar je mee en soms tegen gestreden hebt, die je soms blij, boos of verdrietig hebben gemaakt. En dat los van de waardering die je voor henzelf en hun werk hebt gehad.
Toch was het eigenlijk steeds duidelijk dat ik zou terugkomen op een keuze uit de provinciale collectie en dan met name uit twee belangrijke onderdelen daarvan. Een eigen verantwoording van de aankopen van met name de laatste tien jaar en daarnaast een keuze uit de unieke verzameling van Paul Citroen, onderdeel van onze provinciale collectie. Dit alles gecompleteerd door de prachtige beeldengroep van Ronald Tolman, de beeldhouwer en schilder die ik zeer bewonder.
Ik heb het steeds als een opdracht van de provincie gezien om op het terrein van de beeldende kunst niet alleen anderen te ondersteunen in het vormgeven van hun beleid, maar ook om zelf actief te zijn in aankoopbeleid en het vormen van een eigen collectie. Ik meen dat de overheid, ook de provinciale overheid, een voorbeeldfunctie heeft die zij ook dient te vervullen. Alleen dan kan diezelfde overheid met gezag anderen aanspreken. Ik constateer dat de provincie Overijssel in de afgelopen periode een goede ontwikkeling heeft doorgemaakt. De gemeente, maar ook het bedrijfsleven, onderkent de waarde van de beeldende kunst in haar eigen omgeving. Dat geldt voor de invulling van de openbare ruimte, die in de afgelopen jaren een wezenlijke verandering heeft ondergaan, maar evenzeer voor het besef dat de beeldende kunst een onmisbare, toegevoegde waarde heeft voor onze woon- en leefomgeving. Ik moet trouwens ook bekennen dat het voor mijzelf vaak een heerlijke afwisseling was van de dagelijkse, niet altijd even gemakkelijke, bestuurlijke activiteiten op andere beleidsterreinen.
In mijn keuze heb ik me laten leiden door wat ik mooi of interessant vind of door het feit dat ik met de kunstenaar een bijzondere relatie heb. Het is daardoor een heel persoonlijke tentoonstelling geworden die wellicht vanuit het perspectief van de onbevangen bezoeker vragen oproept. Ik zal de vragen wellicht niet eens kunnen beantwoorden, maar wil dat ook niet proberen want ik zal daarbij nooit helemaal recht doen aan de afzonderlijke delen van de tentoonstelling. Juist als geheel, met zowel ‘Dejeuner sur l’herbe’ van Paul Citroen als de badkuip van Joep van Lieshout, met zowel Joost van den Toorn, mijn eigen Stoffel, als ‘Rottende appel’ van Wim Izaks, juist het geheel is de weerslag van wat ik wilde laten zien. Dat vanuit het besef dat ‘Dat wat blijft gaat niet voorbij’.
Ik hoop dat de bezoekers evenzeer zullen genieten van deze tentoonstelling als ik heb gedaan bij het samenstellen ervan.
Jaap Dijkstra
Kiezen uit een collectie
Toen de Kunstvereniging Diepenheim aan Jaap Dijkstra vroeg een persoonlijk selectie van beeldende kunst te tonen, beperkte hij zijn keuze direct tot de provinciale kunstcollectie. Een logische keuze, want deze is vooral onder zijn bewind uitgegroeid tot een van de meest bijzondere overheidscollecties moderne kunst in Nederland.
De provincie Overijssel kocht vanaf 1960 al op zeer bescheiden schaal kunstwerken aan. Toen begin jaren zeventig het nieuwe provinciehuis werd gebouwd, wees Adri Maaskant, toenmalig statenlid en vriend van de kunstenaar/verzamelaar Paul Citroen, het provinciaal bestuur op de privécollectie van Citroen. Door zijn bemiddeling kon de provincie delen uit de collectie Citroen aankopen en kreeg zij andere delen in bruikleen. De collectie Citroen bestaat uit werk van Paul Citroen zelf en anderen uit de periode 1900-1965. De eerste aankopen werden gedaan in de jaren zeventig en tachtig. In 1995 besloten de Erven Citroen een groot deel van het restant aan de provincie te schenken.
Daar bleef het echter niet bij. Met bescheiden middelen kocht de commissie Maaskant vanaf 1971 hedendaagse kunst aan om de nog grotendeels kale muren van het nieuwe provinciehuis aan te kleden. De doelstellingen van het aankoopbeleid waren de opbouw van een collectie hedendaagse Nederlandse kunst en het opvullen van leemtes in de Citroencollectie.
Vanaf 1985 nam het aankoopbeleid een grote vlucht. De opheffing van de BKR en de verdeling van een deel van de voormalige BKR-gelden over de provincies en grote steden maakte het mogelijk meer aankoopbudget vrij te maken. Jaap Dijkstra, inmiddels gedeputeerde van cultuur, zorgde voor een vaste verdeling van vijftig procent rijksgeld en vijftig procent eigen provinciale middelen, waarmee het totale aankoopbudget van de provincie op jaarbasis de twee ton naderde.
De commissie Maaskant werd opgevolgd door de commissie Bremer. Deze commissie stapte af van het ideaal om met de aankopen naar volledigheid te streven. Het doel werd het opbouwen van een collectie die een representatief beeld zou geven van de ontwikkelingen van beeldende kunst vanaf 1980. Binnen de aankopen werd gestreefd naar plaatsing van het belangrijkste werk van Overijsselse kunstenaars naast dat van de collega’s uit Nederland. Bij de aankopen van werk van Overijsselse kunstenaars werd gelet op de autonome kwaliteit en werd ervoor gekozen een aantal kunstenaars te volgen door aankoop van meerdere werken. Bij de aankopen van werk van kunstenaars van buiten Overijssel beperkte de commissie zich tot het verzamelen van werk van een beperkt aantal kunstenaars die in de jaren tachtig of al daarvoor een bijzonder oeuvre hadden opgebouwd. Er werd geselecteerd op invloed en uitstraling, niet specifiek op stromingen of richtingen. Voortbordurend op het werk van deze kunstenaars werd werk aangekocht van een aantal jonge kunstenaars.
In 1988 werd Jan Ritsema, de nieuwe voorzitter van de adviescommissie, verantwoordelijk voor de aankopen. De nieuwe commissie verzamelde even enthousiast verder en zocht actief naar eigentijdse en actuele uitingen van beeldende kunst die de reeds aanwezige collectie zouden kunnen verrijken. Als leidraad stelde deze commissie een aantal thema’s vast: De ‘cultuur van alledag’ en daarnaast, onder andere onder invloed van niet-westerse kunst, werd gezocht naar kenmerken als decoratieve elementen en symboliek. Deze elementen werden samengevat onder de noemer ‘ornamentiek’. Ook deze commissie oriënteerde zich op zowel de Overijsselse als de Nederlandse beeldende kunst.
De collectie Citroen en de onder verantwoordelijkheid van de drie commissies opgebouwde collectie vormen samen een verzameling van grote kwaliteit. De verantwoordelijkheid voor een dergelijke collectie is groot en moeilijk te dragen door een provinciale overheid. Vandaar dat in 1993 het beheer en de uitbreiding van de uit tweeduizend werken bestaande collectie werd overgedragen aan de Stichting Hannema-de Stuers Fundatie. De aankoopbudgetten werden als subsidie aan de Stichting toegekend met de verplichting op zowel de eigen collectie als de provinciale collectie geïntegreerd verder te verzamelen en delen van de collectie periodiek te tonen aan het publiek. De Hannema-de Stuers Fundatie verzorgt met de provinciale collectie, opgegaan in de Collectie Overijssel, vooral thematische presentaties zoals tentoonstellingen van werk van Cobra in 1996 in het provinciehuis en de kunstenaarsportretten van Citroen in 1997 in de Bergkerk te Deventer.
De keuze van Jaap Dijkstra onder de naam ‘Dat wat blijft gaat niet voorbij’, toont verschillende aspecten van de provinciale collectie. Ten eerste is een aantal werken van Paul Citroen te zien. Daarnaast is een persoonlijke keuze gemaakt uit de aankopen van de afgelopen tien à twintig jaar. Als laatste wordt een verzameling kunstwerken gepresenteerd die onder het thema ‘ornamentiek’ aangekocht zijn. Als bijzonder extraatje zijn twee werken te zien die geen onderdeel zijn van de provinciale collectie. De kunstenaar Ronald Tolman heeft deze werken speciaal voor deze tentoonstelling beschikbaar gesteld.
Annelies van der Horst